Het doel van het melken is: “melk van uitstekende kwaliteit leveren als veilig voedingsproduct voor de mens en elke koe en haar uier gezond en comfortabel houden”. 

De drie pijlers van succesvol melken zijn:

  • schone en comfortabele koeien 
  • optimale melkroutines 
  • eersteklas melkapparatuur

Comfortabele koeien geven meer melk

Stress door onrust en opwinding heeft een negatieve invloed op de afgifte van oxytocine en op de melkafgifte. Het vermindert de melkgift en verhoogt het risico op mastitis. 

Het bezoek aan de melkstal moet voor de koeien een rustgevende, stressloze en comfortabele ervaring zijn. Koeien horen, zien en ruiken de opwinding van andere koeien en herinneren zich ongemakkelijke momenten van vorige bezoeken aan de melkstal. Te kleine stallen zorgen ook voor stress.

Stresserende ervaringen zorgen ervoor dat koeien niet graag in de melkstal komen, waardoor de koeien meer moeten worden opgedreven. Het opdrijven zelf kan ook een negatieve ervaring zijn.

De wachtruimte moet goed verlicht en geventileerd zijn. Melkers moeten de koeien rustig binnenbrengen. 

Koeien moeten de melkstal ook rustig en zonder aarzelen verlaten. Obstakels zoals gladde vloeren, op- en afstapjes, scherpe bochten, glimmende oppervlakken of koeien die de doorgang blokkeren, vertragen het vertrek van de koeien. Als melkers hierop reageren door lawaai te maken of de koeien te slaan, raken alle koeien gestresseerd, ook die in de melkstal en in de wachtruimte.

Hygiëne begint in de stal

Hygiëne is heilig en dat geldt in het bijzonder voor melkveebedrijven. Vuile koeien zijn een teken van een vuile omgeving met een hoge infectiedruk. Vuile, behaarde uiers kunnen niet op een hygiënische manier worden gemolken en zijn een potentiële bron van infectie voor andere koeien.

Vocht en vuil op de uier kan afkomstig zijn van twee bronnen: vloeren/looppaden en rustplaatsen. 

Schone, droge vloeren en looppaden zorgen voor schone uiers en verminderen ook de kans op klauwproblemen.

Rustplaatsen en ligboxen moeten droog zijn en een goede bodembedekking hebben. Natte oppervlakken zijn niet alleen een besmettingsbron, maar ook een stressfactor voor de koe, omdat die liever op een schoon en droog ligbed ligt. Hierdoor blijft de koe rechtstaan, waardoor het risico op klauwproblemen toeneemt.

Lang uierhaar is een bron van vuil en stof. Uierbeharing moet worden verwijderd door het elke zes weken weg te branden of twee tot drie keer per jaar te scheren.

Optimale uierhygiëne: meer dan alleen dippen

Hygiënisch melken is niet alleen belangrijk voor de voedselveiligheid van de consument, maar voorkomt ook de overdracht van ziektekiemen tussen koeien onderling.

Een goede uierhygiëne in de melkstal begint met het gebruik van melkhandschoenen, schone spenen en nadippen. Voordippen is optioneel.

 

Foto: Vuile handen

Handhygiëne is essentieel in de melkstal. Mastitisverwekkers zoals stafylokokken koloniseren graag de handen van melkers.

 

Melkershandschoenen

De handen van melkers kunnen sporen van melk – met mogelijke mastitiskiemen – van de ene naar de andere koe overbrengen. Mastitiskiemen zoals stafylokokken koloniseren graag de handen van de melkers.

Het dragen van handschoenen vermindert dit risico. Handschoenen zijn ook gemakkelijker schoon te spuiten. Ook moeten melkers regelmatig hun handen reinigen en ontsmetten, vooral na het melken van een koe met een hoog celgetal. 

Schone spenen

Zeer vuile uiers en spenen moeten worden gewassen en gedroogd. Goed drogen is bijzonder belangrijk omdat het losgemaakte vuil anders naar de speenpunt afdruipt – precies waar het niet hoort! Natte spenen zorgen er ook voor dat de speenbekers omhoog kruipen, waardoor de spenen zwaarder belast worden. Ze kunnen ook afglijden en zo vuil en bacteriën aanzuigen.

Gebruik bij het drogen van de uier papieren wegwerpdoeken of één doek per koe om te voorkomen dat bacteriën van de ene koe op de andere worden overgedragen.

Nadippen

Na het melken blijft het slotgat enige tijd open. Daarom moeten de spenen na elke melkbeurt worden gedesinfecteerd om de bacteriën te doden die op de huid rond de speenopening achterblijven.

Speendippen moeten een ontsmettingsmiddel bevatten zoals jodium, chloorhexidine of melkzuur. Zonder ontsmettingsmiddel heeft speendippen geen zin en kan het zelfs uierinfecties overbrengen.

Speendippen moeten ook een huidverzachter bevatten, zodat de spenen zacht en soepel blijven. Dit is vooral belangrijk in de winter, zeker bij boxbedekking die de speenhuid uitdroogt. Een zachte, soepele speen is beter bestand tegen de inwerking van de melkmachine en dus beter beschermd tegen mastitiskiemen.

Bij het dippen is het belangrijk om de spenen diep genoeg – tot minstens de helft van de speen – te dippen om doeltreffend te zijn. Bij het sprayen moeten alle kanten van de speen worden bereikt. Omdat dit niet gemakkelijk is, wordt dippen betrouwbaarder geacht dan sprayen.

Omdat het slotgat van de tepel tot een uur na het melken blijft open staan, moeten de veehouders na het melken vers voer voorzien zodat de koeien gaan eten en blijven rechtstaan. En nog belangrijker is dat koeien na het melken altijd in een schone en droge omgeving terechtkomen.